History is about evidence. It is also about other things: hunches, imagination, interpretation, guesswork. First and foremost, though, comes evidence: no evidence, no history... Nobody, or hardly anyone, created evidence for the convenience of future historians. Had they done so, it would be highly suspect. What ulterior purpose led them to try to influence the future?’ (John Vincent - An Intelligent Person’s Guide to History, 1995)
In december 2019 en januari 2020 besteedde De Telegraaf* aandacht aan de hardnekkige mythe dat niet koning Willem III, maar zijn adjudant Sebastiaan de Ranitz de natuurlijke vader van koningin Wilhelmina zou zijn. Koning Willem-Alexander zou daarom niet van koninklijke bloede zijn. Deze mythe valt niet te ontkrachten tenzij tot grafschennis wordt overgegaan: van historische personen DNA afnemen en dat met elkaar vergelijken. Aanhangers van complot-theorieën willen dit graag. De kwestie kan ook vanuit een andere invalshoek worden bekeken. Is het verhaal wel geloofwaardig? Irène Diependaal schreef in 2019 op verzoek van Haagse Historie, een historisch blad gemaakt door samenwerkende erfgoedinstellingen in Den Haag en omstreken een artikel over Sebastiaan de Ranitz: 'De 'groote man' in het paleis'. De tekst zoals gepubliceerd in nummer 12 van Haagse Historie, zomer 2019, wordt daarom integraal geplaatst op deze website gevolgd met een korte toelichting.
De ‘groote man’ in het paleis. Sebastiaan De Ranitz, vertrouweling van regentes Emma
Rond 1900 liep in Den Haag een door velen gehaat man rond: Sebastiaan Mattheus Sigismund de Ranitz, geboren op 16 mei 1846 te Nijmegen. Hij was de particulier secretaris van koningin Emma en niet de eerste of laatste koninklijke ‘rechterhand’ die veel te incasseren kreeg.
Achter zijn rug werd De Ranitz uitgemaakt voor ploert, intrigant, ruziemaker en chagrijn. Weinigen wisten precies wat er aan de hand was en of De Ranitz aanleiding had gegeven tot alle weinig vleiende omschrijvingen. Vriend en vijand waren het er in elk geval over eens dat de belangrijkste vertrouweling van koningin Emma een man met grote kennis en capaciteiten was. Hoewel hij tijdens Emma’s regentschap (1890-1898) als particulier secretaris de belangrijkste man binnen de koninklijke hofhouding was geweest, was er in de hofhouding van koningin Wilhelmina na haar inhuldiging in 1898 geen plaats meer voor De Ranitz weggelegd. Wel bleef hij de spil binnen het - veel kleinere - koninklijke huishouden van koningin-moeder Emma dat in 1901 verhuisde naar Paleis Lange Voorhout.
Het werd haat en nijd tussen de twee hofhoudingen, terwijl moeder en dochter evenmin hun meningsverschillen voor de buitenwacht geheim konden houden. De Ranitz verzuurde na het vertrek naar Paleis Lange Voorhout. Al het gissen binnen de Haagse elite werd alleen maar sterker. In de speculatiepers werd lasterpraat vooral gerelateerd aan zijn persoonlijke vertrouwensband met Emma in plaats van aan vroegere politieke conflicten of sociale wedijver binnen de rangen- en standenmaatschappij die Nederland indertijd nog was.
Militaire carrière
In tegenstelling tot andere hofdignitarissen was de Ranitz niet van adellijke komaf en voerde hij privé slechts een eenvoudig huishouden aan de Riouwstraat in de Haagse Archipelbuurt. Het zilver kwam daar alleen op tafel als gasten langs kwamen. De meritocraat De Ranitz was een telg uit een familie van belastinginners en kwam vooruit in het leven dankzij een militaire carrière. Hij koesterde de grote ambitie om te dienen bij het Garderegiment Grenadiers en Jagers, vanouds het keurkorps binnen het Nederlandse leger. Daarom nam hij in 1870 een betrekking aan binnen de militaire tak van het koninklijke huishouden van Willem III (1849-1890). Dit betekende in de praktijk aanwezig zijn in de omgeving van de lastige koning zonder veel omhanden te hebben.
In 1881 werd hij gelukkig geselecteerd als tweede particulier secretaris, maar dat had weer als nadeel dat hij een eentonig leven aan de schrijftafel moest doorbrengen. Zodra het hof zich buiten Den Haag bevond, schreef hij al zijn ongenoegens van zich af in brieven aan zijn echtgenote. De Ranitz besefte heel goed dat hij naar voren was geschoven omdat hij als een van de weinigen veel gedaan kreeg bij de koning, maar ‘’t is hier niet moeyelijk niet de domste te zin, het zijn niet juist de knapste menschen, die men aan een Hof plaatst, en zijn ze knap dan verstompt dat leven, de goedheid en het egoisme die verstandelijke ontwikkeling spoedig genoeg.’ Zijn collega’s waren in zijn ogen tevreden met zichzelf, ijdel en adeltrots. Zij adoreerden primair hun positie.
De Ranitz had evenmin een hoge dunk van zijn koninklijke bazen. ‘De Koning ging rond met het prinsesje; ze zei “dag mijnheer” tegen iedereen. Dat deed het kind heel aardig, ge zoudt gedacht hebben, vader en dochter gelijkelijk zachtaardig. Maar helaas.’ Koningin-echtgenote Emma was vriendelijk, maar familieziek en weinig koninklijk in haar houding en manieren. De sterk organisatorisch ingestelde De Ranitz ergerde zich mateloos. ‘Z.M. zegt niet veel, en H.M. stuurt alles zoveel mogelijk in haar vermogen in de war. Het is met recht een huishouden van J. Steen en dat alles wekt mijn ergernis op, zooals het op alle reizen tot nog toe gedaan heeft.’ Het leven aan het hof was volgens De Ranitz een poppenkast met ‘aanhoudend verkleeden en rondlummelen.’ De Ranitz kon goed begrijpen dat de koning er niet veel plezier in had, maar die kon zich er tenminste in troosten ‘dat hij er voor betaald wordt, en naar mij voorkomt, zelfs beter dan ik.’
Steunpilaar
Emma had echter meer oog voor zijn talenten dan De Ranitz zelf had ingeschat. In zijn laatste jaren was koning Willem III ernstig ziek en De Ranitz bleek een van de weinigen te zijn die Willem III aankon als hij zich in een psychose bevond. De intelligente De Ranitz werd vanwege zijn degelijke adviezen en inzet van zijn organisatorische talenten een steunpilaar voor Emma op het moment dat zij achter de schermen zaken moest overnemen en zich moest voorbereiden op een regentschap namens haar minderjarige dochtertje Wilhelmina. Op 31 december 1888 werd De Ranitz in de adelstand verheven en na de dood van Willem III in november 1890 kwam hij vervolgens als particulier secretaris op een sleutelpositie binnen een gereorganiseerd koninklijk huishouden.
Koningin-regentes Emma en haar vertrouwelingen kregen al snel te maken met problemen die voortkwamen uit het verleden. Koning Willem III en zijn vroegere rechterhanden hadden vijanden gemaakt binnen Den Haag. In 1848 was de ministeriële verantwoordelijkheid voor de daden van de koning ingevoerd, maar het systeem moest zich in de dagelijkse praktijk gaan ontwikkelen. Willem III, die in 1849 koning werd, was als troonopvolger geen voorstander geweest van de grondwetsherziening. Conform een grondwettelijk voorgeschreven afgelegde eed moest hij de herziene Grondwet echter wel gaan ‘onderhouden en handhaven’. Na zijn troonsbestijging leunde Willem III daarbij sterk op Frits de Kock, een ministerszoon van burgerlijke komaf die voor zijn verdiensten in de adelstand verheven was.
De Kock combineerde lange tijd meerdere functies in één persoon: particulier secretaris binnen het koninklijk huishouden én directeur van het Kabinet des Konings, een hoog college van staat dat de dagelijkse betrekkingen tussen koning en ministers afhandelde. Uit hoofde van de tweede functie was De Kock tevens secretaris van de Ministerraad. Geen enkele burger of minister had daardoor toegang tot de koning zonder De Kock te passeren. Als ongekroonde koning van Nederland werd De Kock een machtig man binnen Den Haag die bij politieke conflicten betrokken was. De Kock legde zijn functies neer in de jaren 1860 toen duidelijk werd dat het parlement macht aan het winnen was ten koste van zelfstandig regerende koning en ministers. De nieuwe particulier secretaris was geen directeur van het Kabinet des Konings. Willem III bleef echter tot zijn dood zijn politieke grenzen verkennen. Het bleef daardoor lang de vraag in hoeverre ‘zijn rechterhanden’ een zelfstandige politieke rol speelden. De Ranitz en Emma’s directeur van het Kabinet der Koningin werden daarom allebei tijdens het regentschap door politici en journalisten goed in de gaten gehouden. Zij werden getest of zij niet te veel in de traditie van Frits de Kock stonden.
Felle bewoordingen
Als regentes kwam Emma in forse aanvaring met zowel ministers als de Raad van Voogdij, een college van staatslieden dat krachtens een formele wet in het leven was geroepen om Emma te assisteren in haar voogdijschap over de minderjarige koningin Wilhelmina. Het politieke handwerk deed Emma nauwgezet zelf, geassisteerd door twee opeenvolgende directeuren van het Kabinet der Koningin. Politici grepen tijdens het regentschap hun kans om - waar mogelijk - de opvolging van zieke functionarissen te blokkeren. Emma’s tweede directeur, de Haagse burgemeesterszoon jhr. mr. P.H. Gevers Deynoot, kon pas ruim na Wilhelmina’s inhuldiging vervangen worden hoewel hij zich al enige tijd in ‘hoogst bedenkelijke toestand’ bevond. Emma hoorde van de vice-president van de Raad van State dat er geen bezwaren waren tegen diens plaatsvervanger en formele opvolger, de juridisch ongeschoolde Fries jhr. P.J. Vegelin van Claerbergen. ‘Het Directeurschap is in de laatste jaren eenvoudig geweest de zorg voor het geregeld loopen der zaken zonder uitoefening van eenigen verkeerden invloed.’ Van de voorgestelde man was ‘nooit onbescheiden inmenging te wachten’.
De Ranitz mengde zich echter tijdens het regentschap wél in politieke zaken. In alle correspondentie die hij namens de regentes voerde, was hij bovendien bepaald boud. In felle bewoordingen deelde De Ranitz de voogdijdraadsleden mee dat zij van een aantal zaken geen flauw benul hadden, bijvoorbeeld van de wijze waarop een koninklijk paleis werd bewoond. ‘Hare Majesteit zal Zich voorzeker nooit door het Paleis bewegen op de wijze als men zich in een particuliere woning van de eene kamer naar de andere begeeft.’ Vooral een impliciete beschuldiging had de regentes ‘pijnlijk getroffen’: het leek erop dat zij het geld van haar dochter erdoorheen joeg. Geldzaken waren echter bij haar veilig, aldus De Ranitz. Met verwijzing naar parlementaire stukken werd de voogdijraad, waar op dat moment de belangrijkste minister jhr. mr. J. Röell als secretaris dienst deed, ingepeperd dat er een verschil bestond tussen het privévermogen en het staatsinkomen van de Kroon. Het laatste was onder meer bedoeld voor ‘het ophouden van de waardigheid en den luister van de koninklijke macht’.
Achteraf keek mr. W.H. de Beaufort, die onder zowel Emma als Wilhelmina minister van Buitenlandse Zaken was, terug op Emma’s regentschap en de rol van De Ranitz, haar belangrijkste vertrouweling. De schrandere en ijverige Emma kreeg veel lof over haar tactische optreden, maar had een aantal belangrijke inschattingsfouten gemaakt. De Ranitz was een ander verhaal. ‘Hij was de schranderste man in de kring van hovelingen die destijds om de koningin waren geplaatst. Vandaar dat zijn raad veeltijds ingang vond; hij verlangde invloed uit te oefenen, terwijl de andere heeren tevreden waren indien zij het de koningin naar den zin maakten.’ De Ranitz was daarmee in politiek vaarwater terechtgekomen. ‘Overigens geloof ik niet dat hij een verkeerden invloed uitoefende.’ De Ranitz was volgens hem een aangenaam en ontwikkeld man, met een goed uiterlijk en met conservatieve neigingen. Hij was toeschietelijk en beleefd voor iedereen, maar had vijanden gemaakt door zijn optreden en schrijfstijl.
Na Wilhelmina’s inhuldiging (1898) en haar huwelijk met prins Hendrik van Mecklenburg (1901) zette De Ranitz zijn beroepsleven voort in het mini-hof binnen Paleis Lange Voorhout in plaats van het veel grotere hof van Paleis Noordeinde. Emma was hem daar dankbaar voor. Na zijn dood, op 30 oktober 1916, schreef zij zijn weduwe: ‘In mijn onuitspreeklijk verdriet gaan mijne gedachten in innig medegevoel naar U en Uwe kinderen. Weet U maar al te goed wat U verliest. God heeft mij den trouwsten dienaar en vriend ontnomen, mijn steun sinds meer dan 30 jaren; maar ik ben dankbaar dat hij niet langer behoefde te lijden. God sterke U troost en kracht!’
Deze brief bleef in handen van hun dochter, Lita de Ranitz. Net als haar schilderende vader was zij kunstzinnig aangelegd. Lita bouwde poppenhuizen die tegenwoordig te bezichtigen zijn in het Haags Historisch Museum. Haar vader had de leiding over de renovatie van Paleis Lange Voorhout, tegenwoordig het Escher-museum. De vraag is of Lita de koninklijke poppenkast met Emma’s Biedermeier-smaak dan wel haar eenvoudig ingerichte Haagse ouderlijk huis tot leven bracht.
Ter verdieping:
Irène Diependaal, Emma – Hoedster van Wilhelmina’s erfenis (2013). Een historische reconstructie op basis van primaire bronnen, waaronder uit het Koninklijk Huisarchief en de Britse Royal Archives, over de wijze waarop koningin Emma tijdens haar regentschap tegemoet kwam aan de legacy van de eerdere Oranjevorsten na decennia van verval en Wilhelmina een goede startpositie voor het koningschap gaf. De omslagfoto, gemaakt door de Britse fotograaf Berraud, is gemaakt ter gelegenheid van de huwelijkssluiting van Emma’s zusje Helena met een zoon van koningin Victoria. De foto toont de “Stuart diamant”, in 2018 gedragen door koningin-echtgenote Máxima tijdens een staatsbezoek aan Groot-Brittannië, in de toenmalige setting.
René Cleverens, Paleis Lange Voorhout (1994). Een fraai geïllustreerde geschiedenis met vele historische foto’s over het woonpaleis van koningin-moeder Emma. Als e-book verkrijgbaar via Cleverens boeken. Aldaar zijn ook andere publicaties van René Cleverens te vinden, met daarin o.m. informatie over S.M.S. de Ranitz. In de loop van 2019 zal een nieuw, rijk geïllustreerd boek van René Cleverens verschijnen over de koninklijke hofhouding: Dienaren van Oranje.
* De Telegraaf plaatste op zaterdag 28 december 2019 een videofilmpje gemaakt door Wilson Boldewijn op de website van eigen krant. De vraag werd gesteld of koning Willem-Alexander wel van koninklijke bloede kon zijn. In dit filmpje kwamen Sijmen de Ranitz, Gerard Aalders en Dik van der Meulen aan het woord. Het filmpje werd al snel overgenomen door andere digitale media. Dik van der Meulen vertelde voor de camera op zoek te zijn geweest naar bevestiging van het verhaal: hij had zichzelf daarmee in de geschiedenisboeken kunnen plaatsen. Van der Meulen had echter geen bewijsvoering kunnen vinden. Hij was daarom met tegenzin verder gegaan met "ontmythologiseren" door de argumenten te ontkrachten die vóór de complot-theorie pleitten. Gerard Aalders benadrukte in het filmpje dat Dik van der Meulen niets heeft kunnen vinden in het Koninklijk Huisarchief, maar dat daarmee nog geen bewijs was geleverd dat het verhaal niet klopt. Op maandag 30 december 2019 besteedde de krant in print nader aandacht aan dit filmpje. Op woensdag 8 januari 2010 wijdde de maker van het filmpje, Wilson Boldewijn, in zijn eigen column in de print-versie van De Telegraaf aandacht aan het verhaal en de kracht van complot-denken in Nederland.
* Ter gelegenheid van deze opmerkelijke publicatiestunt van Dik van der Meulen, rond de tijd dat zijn boek over koning Willem III in de ramsj ging, wordt op Onder Historici ook een oud artikel van Irène Diependaal opnieuw gepubliceerd. Irène Diependaal publiceerde al in 2007 op de opiniepagina van NRC Handelsblad omtrent de theorie dat koning Willem III aan syfilis zou hebben geleden en daarom niet in staat zou zijn geweest tot het verwekken van koningin Wilhelmina. Zij deed dit reeds in 2007 op basis van archivalia die zich in het Koninklijk Huisarchief bevinden. Dik van der Meulen was op dat moment nog niet actief als biograaf van Willem III. Nadere uitwerking heeft Irène Diependaal niet gegeven. Het is een verhaal uit anarchistische bron. De persoon van Sebastiaan de Ranitz is daarentegen bijzonder interessant om te begrijpen waarom en hoe hij en koningin Emma het Nederlandse koningschap in turbulente tijden in rustiger vaarwater konden krijgen. Uit de reconstructie in Emma - Hoedster van Wilhelmina's erfenis is op te maken waarom Dik van der Meulen per definitie niets had kunnen vinden in het Koninklijk Huisarchief.
Link naar het filmpje: https://www.telegraaf.nl/video/202965259/complot-is-willem-alexander-wel-van-koninklijke-bloede