Irène Diependaal (1965) is aan de Universiteit van Amsterdam opgeleid als historicus (doctoraal examen in 1990) en bestuurskundige (doctoraal examen in 1992). Naast haar werkzaamheden als zelfstandig onderzoeker, publiciste en tekstredacteur schrijft zij sinds 1994 over het Britse en Nederlandse koningshuis, onder meer op de opiniepagina’s van NRC Handelsblad en de Volkskrant. Onder druk van de boekenmarkt verzette zij in 1997 haar bakens naar publicaties die geschraagd werden door eigen academisch onderzoek en publiceerde zij bij wetenschappelijke uitgevers op het grensvlak van algemene publicaties en wetenschappelijk publiek: het onderzoek werd volgens academische normen verricht, maar de publicaties waren gericht op het publiek van NRC Handelsblad en de Volkskrant. Een selectie van deze artikelen - opinieartikelen, academische essays en essay reviews - zijn te vinden op de website Hereditas Historiae. Today's newspaper wraps tomorrow's fish: het is een persoonlijke selectie van artikelen die het bewaren waard zijn en vaak - al dan niet met bronvermelding - gebruikt zijn door anderen.
Op 5 november 2013 promoveerde Irène Diependaal aan de Universiteit van Amsterdam. De tekst van laudatio, zoals uitgesproken door J.C.H. Blom, is opgenomen op deze website en de website Hereditas Historiae. Emma. Hoedster van Wilhelmina’s erfenis is de bewerkte handelseditie van het proefschrift. Het boek zelf is te koop via de erkende boekhandel en diverse boekhandels die via internet opereren.
Ook zijn op de website Hereditas Historiae verwijzingen te vinden naar wetenschappelijke bijdragen van Irène Diependaal, voor zover zij niet sterk verouderd zijn, aan het principiële debat over de noodzaak tot waarheidsvinding binnen de Nederlandse journalistiek. Tussen 1998 en 2001 was Irène Diependaal als zelfstandig gevestigd historisch en bestuurskundig wetenschapper, met een multidisciplinaire blik actief, op dit veld inzake de relatie tussen koningshuis en media. Zij had daarbij de volledige medewerking van de Rijksvoorlichtingsdienst op alle hiërarchische niveaus. Zij heeft dit onderzoeksterrein verlaten na een afrondende publicatie in de eerste editie van de wetenschappelijke bundel Journalistieke cultuur (2001), dat al snel verwerd tot een standaardwerk voor journalisten in opleiding. Zij heeft niets te maken gehad met de totstandkoming van de 'Code voor de journalistiek' (2009), een gedragscode voor de Nederlandse journalisten die werd ontwikkeld door het Nederlandse Genootschap van Hoofdredacteuren, en de totstandkoming van de 'Mediacode' (2005) aangaande de relaties tussen journalisten en het Nederlands Koninklijk Huis. De codes zijn alleen mede ontwikkeld op basis van breed onderzoek waaraan Irène Diependaal een steentje heeft bijgedragen. Zij is nooit in dienst geweest van de Rijksvoorlichtingsdienst en heeft de betreffende wetenschappelijke onderzoeken op verzoek van een wetenschappelijk tijdschrift en vervolgens op eigen initiatief gedaan in het kader van het algemeen belang. Persvrijheid is noodzakelijk binnen een goed werkend democratisch bestel, maar kan strijdig uitpakken met andere grondrechten en persoonlijke belangen. Zowel historici als journalisten hebben daarom een beroepscode opdat hun lezers er op kunnen vertrouwen zij correcte, geverifieerde feiten tot zich nemen en op basis van correcte feiten een persoonlijke mening kunnen ontwikkelen. In het huidige tijdperk van Facebook, Twitter en Instagram is het gemakkelijker dan ooit te voren om meningen publicitair vooruit te laten lopen op deugdelijke analyses van tegen elkaar afgewogen, gecontroleerde feiten.
De 'Code voor de journalistiek' (2009) is te vinden op de website van de Nederlandse Vereniging voor Journalisten (NVJ). De 'Mediacode' (2005) is te vinden op de website van het Nederlandse Koninklijk Huis (een website die wordt beheerd door de Rijksvoorlichtingsdienst, een overheidsdienst die onder ministeriële verantwoordelijkheid werkt). De mediacode is primair gebaseerd op Europees recht/jurisprudentie die pas tot stand kwam nadat Irène Diependaal haar mediahistorische onderzoeken had afgerond (voorjaar 2001). De totstandkoming van de mediacode is in 2023 nader uit de doeken gedaan door de journalist Jan Hoedeman in het boek De achilleshiel van de koning. In dit boek verhaalt hij hoe en waarom hij in 2001 het initiatief nam tot het oprichten van de 'Vereniging Verslaggevers Koninklijk Huis' ('VVKH') en zelf de eerste voorzitter werd. Hoedeman beschrijft de wijze waarop de contacten met de Rijksvoorlichtingsdienst en leden van het Koninklijk Huis vervolgens verliepen. De mediacode, een initiatief van de Rijksvoorlichtingsdienst, is volgens Hoedeman nooit ondertekend.
Onder historici is al lange tijd een discussie gaande of er een duidelijk geformuleerde beroepscode tot stand dient te komen of volstaan kan worden met ongeschreven conventies. Binnen het KNAW, de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, is bovendien een nadere discussie gaande als gevolg van diverse ontwikkelingen in de Nederlandse wetenschapsbeoefening en internationale maatschappelijke ontwikkelingen. Deze discussie is te volgen via de websites die onder de eindverantwoordelijkheid van de KNAW vallen, waaronder de websites van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (KNHG) en het Huygens Instituut (een onderdeel van de KNAW).
Deze website, Onder historici, is slechts een individuele bijdrage aan de discussie of er voor Nederlandse historici een gestandaardiseerde beroepscode tot stand dient te komen. Op de website Hereditas Historiae is een selectie aan bijdragen over de discussie uit het Engelstalig vakgebied terug te vinden. Irène Diependaal heeft levenslang aansluiting gezocht bij de sterk empirisch gerichte Anglo-Amerikaanse school van geschiedenisonderzoek en -verslaglegging.
* What's in a name? Een achtergrondbeschouwing op deze website geeft slechts wenken, maar laat ook zien hoe het verleden nog altijd doorwerkt actuele vraagstukken.
* Niets van deze website, teksten of afbeeldingen, mogen worden verveelvoudigd, op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Irène Diependaal.